Briefwisseling tussen Jan van Heemst, Andreas Broeckman, Wolfgang Krause, Miro Zahra en Jan van den Langenberg

Jan van Heemst, Andreas Broeckman, Wolfgang Krause, Miro Zahra en Jan van den Langenberg
1995

---

Tekst van Jan van Heemst geschreven naar aanleiding van een gesprek met Jan van den Langenberg voor het project Dendrologie

Fascinaties?

Dead Tree.

In 1969 maakte Robert Smithson dit beeld voor de Städtische KunsthalIe te Düsseldorf. Het werk is na de tentoonstelling vernietigd. Wat rest zijn foto 's. Zelfs daarop proef je de indruk die Dead Tree destijds heeft gemaakt.

Je ziet een levenloze boom languit op de vloer van een smetteloze ruimte liggen. De boom is niet afgezaagd noch omgehakt, maar door iets of iemand ontworteld, om te worden vervoerd, de kunsthal binnengedragen.

Van de berging ontbreekt elk spoor. De kruin is intact. Het verdroogde gebladerte staat op het punt af te vallen.

Het beeld is indrukwekkend, omdat de boom daar zo onherroepelijk in afwachting van zijn laatste gang ligt opgebaard. De boom is een dode geworden, de ruimte een witte rouwkamer waar een enkele bezoeker afscheid komt nemen.

Waarom rouwen om een ontzielde boom? De ontroerende eenvoud van Dead Tree is bedrieglijk. Dead Tree is allesbehalve simpel, het is een buitengewoon complex doodsbeeld. Het probeert ons iets te laten zien van de ingewikkelde verhouding tussen natuur en cultuur, het wijst ons op de positie die de beeldende kunst in dit spanningsveld heeft ingenomen en het stelt en passant ook nog eens zijn eigen museale opstelling ter discussie. In zijn complexiteit is deze boom daarom van betekenis voor elke verbeelding van bomen: de Eiken van Beuys, de Sparren van Penone - of een Plataan in de Berlijnse OdenbergerstraBe.

Onze verhouding tot bomen is allereerst een intense gewaarwording van staan en van liggen. Dat zijn twee gestes die niet toevalligerwijze ook twee fundamentele facetten van sculptuur vertegenwoordigen. Een liggende of staande uitvoering van beeldwerk is nauw verweven met een vage maar onmiskenbare poëtica van leven en dood. Beide facetten kunnen bogen op een respectabele geschiedenis die teruggrijpt op ervaringen die voorafgaan aan de culturalisatie van beeldende kunst.

Een staande boom herinnert aan de ondersteunende functie die hij ooit, in de oertijd, heeft uitgeoefend. De hemel hing toen niet zomaar boven de aarde, maar vond op markante plaatsen steun. Zo werd aan bergen, tempels, pilaren en bomen de vitale functie van stut toegedicht. Hun algemene benaming is de axis mundi, de verticale as die Boven en Beneden verbindt en uiteenhoudt. De wereldas rijst in het mythologische wereldbeeld, in het centrum van de kosmos op. In de Scandinavische mythologie is het de oerboom Yggdrasil die deze functie vervult. Hij is niet de enige in zijn soort. Overal in de wereld wordt verhaald van zulke levens- en kennisbomen. Soms hebben zij zeven takken die de zeven hemelen moeten dragen en schieten wortel tot in de onderwereld. Alleen de ingewijde sjamaan kent de plaats waar de oerboom aan Hoog en Laag raakt. Alleen hij is ingevoerd in het mysterie van het leven. Dit geheimenis geeft hij niet zomaar prijs. Hij deelt het enkel indirect mee; in de vorm van rites, symbolische wegen die de participanten een eindweegs maar nooit helemaal naar het kardinale punt voeren. Wie een boom wil kappen om er bijvoorbeeld een kano of een standbeeld uit te hakken, doet er dus goed aan zich eerst te verzekeren van de instemming van de ingewijde functionaris.

Een liggende boom herinnert aan de onttovering van dit wereldbeeld. Mechanisering en digitalisering hebben de ban van de mythe gebroken. Ook onder de oerbomen hebben zij hun tol geëist. De wereldas kon worden geveld zonder dat de hemel neerstortte; zijn ontworteling deed geen afschrikwekkende onderwereld omwoelen. Wel betekende zijn einde het einde van een levende traditie. Voortaan was deze symboliek doods. Als wij om een ontzielde boom rouwen, rouwen wij om het verlies van tradities, van gebruiken die van hand tot hand en van verhalen die van mond tot mond gingen. Afspraken tussen Hemel en Aarde zijn door ons opgezegd. Maar helemaal gerust zijn we niet over de goede afloop van dit resolute hesluit. Want tegelijkertijd hebben wij de onhebbelijke neiging aan de beeldende kunstenaar een feeling voor symbolen toe te schrijven, die flarden van de oorspronkelijke lading zou bewaren. Hun verbeeldingskracht zou het reëel bestaande verlies tot op zekere hoogte kunnen compenseren. Dat maakt hun bomen tot dubbelzinnige monumenten, die staande de doodsheid trotseren, welke zij ons liggend aanzeggen. Is niet elke hoorn in potentie een teken van deze monumentaliteit?

Als dat inderdaad het geval is, belichaamt de hoorn onze hang naar natuurlijkheid. Naar een ongerepte staat van leven waarvan de mythe weet had. De hoorn is het teken van onze eigenheid. Een teken dat er, onder een aanhoudende stroom van zure regen overigens, weinig t10rissant hij staat. En dat geeft meteen de bedenkelijke kant van onze hang naar natuurlijkheid aan. Bomen zijn momenteel namelijk vooral een kwestie van milieu geworden. Nu wekt het milieu ten onrechte de indruk dat het in de wereld om mensen gaat. Alsof wij het middelpunt van alles zouden zijn. Alsof wij aanspraak zouden kunnen maken op een natuur die er voor ons is. De zorg om het milieu geeft au fond uitdrukking aan ons eigenbelang. Maar welbeschouwd heeft de wereld ons, onze levenden en onze doden, allerminst nodig. Toevallig zijn wij gekomen en er is niets dat ons vertrek vandaag of morgen in de weg zou staan. Wij zijn het, die niet buiten de wereld kunnen. Wij staan niet centraal, wij zijn marginaal. Wij parasiteren op een wereld die aan ons geen enkele boodschap heeft.

Wie zich desondanks vastklampt aan de milieufactor van de hoorn vervalt licht in sentimentaliteit. Wij hechten aan bomen om ons een alibi te verschaffen voor onze aanwezigheid. Van deze houding spreken de moderne steden boekdelen. De negentienden en twintigste-eeuwse planners beijverden zich de metropool met stedelijk groen te stofferen. Boulevards, avenues, lanen en straten werden met bomen beplant. Liefst volgroeide exemplaren zoals in de culturele hoofdstad van de moderne tijd, Parijs, waar zij in de jaren vijftig van de vorige eeuw met behulp van ingenieuze karren over het hypermoderne asfalt werden aangezeuld. Dat moest een indruk geven van een natuurlijk contract dat door de uitwerking van de industriële revolutie allang en breed was verbroken. Ook de Platanen in de OdenbergerstraBe getuigen van deze grootsteedse sentimentaliteit. De opoffering van één exemplaar zou ons op een pregnante manier van deze binding kunnen doordringen. Zo'n ingreep zou ruimte kunnen bieden aan ervaringen, die achter de sentimentele vereenzelviging schuilgaan. Aan de straat wordt een herinnering teruggeschonken van iets dat was weggemoffeld, iets dat met ontstaan en vergaan van doen heeft. Gemis is dus verrijking. De leegte geeft hier een niet-sentimentele monumentaliteit een kortstondige gelegenheid. De plotselinge wegname leidt voor een moment tot een intense vorm van zien. Eensklaps zie je wat er geweest was voordat wij onze berekenende aanspraken op de werkelijkheid, op 'onze wereld' lieten gelden.

De ingreep in de openbare groenvoorziening van een Berlijnse buurt is een publiek en dus politiek affront. Beeldwerk en politieke visie botsen op straat. Alle commotie en aversie is op voorhand begrijpelijk. De politiek moet immers publieke zekerheid bieden. Zij moet instaan voor een zekere kijk op de dingen; zij strookt met het verlangen zich de wereld voor te stellen als een vertrouwde ruimte met een vast grid/grit(?) van lijnen, oppervlakten en eenheden. Haar verbeelding van de werkelijkheid valt min of meer samen met het idee van een actieradius waarmee wij zo efficiënt mogelijk moeten omspringen. Haars inziens dient kunst bij te dragen aan de verfraaiing van dit wereldbeeld. Verstoring van zulk realisme is uiteraard uit den boze, zeker wanneer onze eigen vanzelfsprekendheid in het geding is. De politieke visie woekert met het aloude onderscheid tussen cultuur en natuur. Lang heeft cultuur ons een dominantie over de natuur aangeleerd. Wij hebben onze actieradius moeizaam op de natuur bevochten.

De twintigste eeuw geeft een omkering van dit paradigma te zien. Onze controle heeft de natuur in een alarmerende staat gebracht. In haar ontreddering slaat zij hard terug. Tegelijkertijd is de gedachte dat van cultuur überhaupt nog iets valt te leren een gotspe geworden. De cultuur is zelf toonbeeld van oncontroleerbaarheid en onberekenbaarheid. Dit vervuilde braakland dat ooit 'natuur' heette, deze stedelijke jungle die ooit 'cultuur' was, wordt ons in het werk van Smithson, Beuys en Penone op verschillende manieren aangemerkt. Beuys probeerde cultuur fragmenten van een verloren gewaande 'natuurlijke natuur' te hergeven, op het gevaar af te kunnen worden beticht van een beduidend naïever sjamanendom dan van de ingewijde waarvan zoëven sprake was. Smithson en Penone deden het anders. Hun bomen zijn elementen van een eeuwenoude 'museïficatie van de natuur', maar nu ontdaan van de esthetische pretenties die al die landschappen, natuurkabinetten en wonderkamers van weleer kenmerkte. Dead Tree is een natura morta, een doods stilleven dat naar een plek is verplaatst, die onze culturele aspiraties weerspreekt in plaats van bevestigt. Rouwen protest blijken in een museale opstelling te kunnen vervloeien. Dat biedt het museum, de kunsthal of de galerie - culturele locaties bij uitstek ongekende mogelijkheden. Zij verkeren in hun tegendeel.

Waarom dan het geweld nog verdoezelen, zoals Smithson deed? Jan van den Langenberg heeft niets te verbergen. De doffe slagen van de bijl klinken duidelijk boven het monotone stadslawaai uit. Het kappen is van een sublimatie van de schoonheid, die de grenzen van het betamelijke tart. Beeld en geluid zijn verontrustende Fremdkörper. Horen en zien vergaan je als de Plataan aan een lier galerie O-Zwei wordt binnengehaald. De boom spreekt de taal der stervenden. Zijn binnenkomst is een grondige verstoring van de rust die de galerie ademt. Zijn massa doet de ruimte krimpen. Wat eerst een veilig oord leek is van nu af aan schuldig aan een culturele wandaad; toeschouwers zijn voorgoed medeplichtig aan een offer, een rituele moord die hen buiten de politieke orde zet. Agressie en provocatie ontzetten de kozijnen, de drempels en deurposten.

Het valt nog te bezien of dit offer ergens goed voor is. De kunstenaar gaat die vraag niet uit de weg. Na de daad neemt hij de zorg op zich voor de stronk buiten en binnen voor de langzamerhand verdorrende blaren, losse takken, een stapel houtblokken. Als het geweld is verstomd, is daar het moment van bezinning en inkeer. Het lijk wordt afgelegd. Maar het witsel dat hij aanbrengt hoeft hem niet te verschonen. De ongerechtigheid wordt niet weggewassen, het krijgt extra cachet. Dit raadselachtige waspoeder vraagt om nader beraad. Zijn er kunstcritici, politici, buurtbewoners, cultuurfilosofen, biologen of stadsnomades die op deze vraag willen ingaan?

---

Reactie Andreas Broeckmann, ook namens O-Zwei galeriehouder Wolfgang Krause

Lieber Jan

Wolfgang hat mir von Deinem Baum-Projekt erzähl und mir den Dendrologie-Text gezeigt, den Du dazu geschrieben hast. Es handelt sich offensichtlich um ein kompliziertes Projekt, das gut vorbereitet werden muß, und ich möchte deshalb gern versuchen, eine Kritik zu formulieren und ein paar Anmerkungen zu machen. Es ist etwas unglücklich, das wir uns noch nicht persönlich kennen gelernt haben und ich kann nur versichern, daß ich in freundlicher Absicht Dir und Wolfgang gegenüber schreibe. Um es ganz deutlich zu sagen; ich finde die Idee, in der Oderberger Straße einen Baum umzuhacken sehr stark, auch wenn ich noch nicht weiß, ob ich das am Ende verteidigen möchte. Ich kann vorstellen, daß es eine Begründung gibt, die die Tat verständlich, wichtig, bedeutsam macht. Ich war neugierig darauf zu lesen, wie Du die Arbeit verstehst, muß aber gestehen, daß ich etwas enttäuscht war von dem Text. Ich finde ihn nicht stark genug, um die Notwendigkeit des Umhackens zu erklären denn darum muß es gehen: der Text muß Leute zu einem Ja zwingen, die eigentlich dagegen wären.

Ich schreibe auf Deutsch, weil wir diese Schlacht hier Zweifelsfalle auf Deutsch führen müssen, und weil die Argumentationen in den unterschiedlichen Sprachen oft unterschiedliches Gewicht bekommen. Diese Axt in Deutschland Eis schneiden.
Noch einmal; ich finde das Projekt interessant und will mich gerne an der Diskussion darum beteiligen. Nur darum sage ich die Dinge so deutlich - wie Du andeutest, geht es hierbei in Deutschland um Leben und Tod, und wenn wir das Ding drehen, riskieren wir unseren Kopf. Falls ich dabei mitmache, möchte ich, daß ganz klar ist, wofür ich das tue. Laß mich mir ein paar Fragen und Einwänden beginnen, die sich direkt auf den Text beziehen; ich komme später auf die grundsätzlichen Fragen zu sprechen und auf einige Aspekte, die eine Projektbeschreibung meiner Meinung nach auch reflektieren müßte. (Zur Orientierung: Du hast den Text in elf Absätzen geschrieben, die ich von #1 bis #11 durchnummeriert habe.)
in #2 behauptest Du, daß die Platanen ebenso wie die Baume von Smithson, Beuys und Penone ’Kunstbäume’ sind, Darstellungen (verbeelding). In #7 wird hierzu eine Begründung geliefert - Baume als modernes, großstädtisches Alibi. Daraus leitet sich dann die Möglichkeit ab, mit diesen Bäumen als einem künstlich-künstlerischem Material umzugehen. Auch Deine Beschreibung der Bäume als Darstellung der Skulpturahlen Prinzipien von Stehen Liegen #3 dient dieser und diskursiven Entfremdungsstrategie.
Aber diese Baume sind nicht nur künstlich; sie sind das Stück entfremdete Natur, mit dem moderne Städte. geschmückt werden, sie werden im Frühling grün, raschen und machen große Tropfen aus kleinen Tropfen - na, dieser ganze sentimentale Käse hat eben eine Entsprechung in der Erfahrung der menschlichen Stadtbewohner. Deshalb stehen die Bäume in der Oderberger auch nicht in gleichem Maße zur Disposition wie die anderen Kunstbäume die, post Faktum Artis, vorerst als künstlerische Produkte in Erinnerung bleiben. Es scheint, als seist Du von ihrer Künstlichkeit überzeugt und müßtest nun auch anderen die Künstlichkeit dessen vorführen, was fälschlicherweise für Natur gehalten wird. (Dabei mußt Du selber auf emphatischen Naturbegriff rekurrieren - dazu gleich mehr.)
Ich bin Historiker, deshalb sträubt es sich bei mir, wenn Du “Berge, Tempel, Säule und Bäume" und “axis Mundi“ alle zusammen als Stützen des Himmels in die "Urzeit" verlegst. (#4) Außerdem hab ich so meine Zweifel an den Verallgemeinerungen über mythologische Weltbilder, die dann implizit auch gleich für "uns" gelten. Wer ist “wir“? Schließlich ist das heutige, "ökologische" Naturverständnis wahrscheinlich noch keine zwanzig Jahre alt und hat mit den Ideen, die zur Bepflanzung der Oderberger führten, nur bedingt etwas zu tun.
Damit verbunden ist eine andere Unschärfe, die sich um Deine bzw. die Rolle des bildenden Künstlers dreht. In #4 ist die Rede vom Schamanen, der Zugang hat zum Wissen über Leben und Tod, und der dies durch rituelle, auch plastische Handlungen offenbart. Du schreibst meist aus der Wir-Perspektive eines modernen Publikums, das, so steht es in #5, vom Künstler, sagen wir: Schamanistische Ersatzhandlungen erwartet. Siehst Du Dich in dieser Rolle? Ich finde, wenn Du eine so starkes Ritual wie das Fallen eines Baumes in der Stadt durchführen willst, dann muß darin etwas von der autoritativen Sicherheit des Schamanen zu spüren sein, der sich spannungsgeladenen Kontakt weiß mit den Geistern. Ansonsten ist es vielleicht wirklich nötig Dich "zuerst der Zustimmung des eingeweihten Funktionärs zu versichern", haben wir es mit einer gefährlichen lebendigen Materie zu tun. Dieser Funktionär sitzt natürlich nicht Rathaus.
Die Rede von der Natur, die uns nicht braucht, (#6) kommt mir ein bisschen sehr protestantisch vor. Das ist die selbstanklägerische Haltung des Sünders, der sich vor seinem Schöpfer verantworten muß und sich seiner Marginalität und Vergänglichkeit bewußt wird. Damit die Argumentation hält, mußt Du die Natur doch wieder als mythische Dimension einführen, der gegenüber die menschliche Existenz irrelevant ist. Kann es aber darum gehen, die Natur als einen vorkulturellen, quasi-metaphysischen Raum zu affimieren? Mußte sich die Provokation nicht eher gegen die Alltagsmythologie richten, auf der beispielsweise die Kultur-Natur-Unterscheidung beruht? Damit aber würden wir den Erfahrungsbereich des Menschen nicht verlassen und könnten uns auf die Produktion des Natürlichen konzentrieren, anstatt wie Du das tust, eine Kritik des "Natürlichen zu formulieren.
Das Ende von klingt (#7) klingt wie eine umgekehrte Kleistsche Rückkehr ins Paradies. Kleist (über das Marionettentheater) skizziert als einen Weg, um den Zustand der Ursprünglichkeit erneut zu erreichen, die romantische Radikalisierung der Entfremdung in der künstlerischen Darstellung. In (#7) wird eine radikale Negation des entfremdeten Natur-Bezugs als Signal, als Fenster auf das wahrhaftige Jenseitige vorgestellt. Aber das läßt sich auch als kurzfristige Erfahrung nicht realisieren, vor allem nicht so, denn was dann zu sehen ist, ist ja die ebenso unnatürliche urbane Wüste: diese Bäume gehören zur natürliche Stadtumgebung, ihre Entfernung verweist auf kein “Vorher. Außerdem finde ich es fraglich, ob es für einen solchen ästhetischen Effekt der negativen Sublimation eines so brutalen Eingriffs bedarf. Die Allgemeinheit, mit der Du die Begriffe Natur und Kultur verwendest, führt in (#9) für mich dazu, daß ich Deiner Argumentation nicht mehr folgen kann. Vielleicht reicht ja mein Niederländisch einfach nicht aus, aber ich finde diese Ausführungen zur Musealisierung etc. sehr undeutlich, vielleicht weil Du von einer konzeptuellen Unterscheidbarkeit zwischen Natur und Kultur ausgehst, die ich so nicht sehe: Natur als faßbare ist ja immer schon ein kulturelles Konstrukt, hinter sich das "eigentlich Natürliche ahnen läßt. (Ist das ein Punkt, mit dem Du einverstanden bist, und dessentwegen Du die Leerstelle schaffen willst, um auf die ichtexistenz eine Beziehung zum imaginären, "eigentlich Natürlichen" hinzuweisen?)
Schließlich verstehe ich nicht ganz Deine Haltung gegenüber der Todesmetapher, die Du in Bezug auf das Baumfällen verwendest: kritisierst Du den sentimentalen Mythos, oder machst Du ihn dir zueigen und meinst, daß es tatsächlich um einen Mord, eine Leiche, etc., handelt? Das zu klären fände ich wichtig um zu verstehen, worum es sich für Dich beim Akt des Umhackens physisch handelt.

Soviel konkret zu Deinem Text. Ich würde sagen, daß es sich bei der Aktion um einen terroristischen Anschlag handelt - terroristisch in dem Sinn, daß er sich gegen eine bestehende soziale Ordnung richtet, vor allem gegen das moderne Natur-Dispositiv, und mit Gewalt ausgeführt wird gegen den Widerstand relevanter sozialer Gruppen. Einen solchen Akt muß man entweder so brutal ausführen wie er gedacht ist, also ohne vorher Genehmigungen einzuholen etc. Dann geht der nachfolgende Streit nur um die Tat und
ihre Bedeutung, was Strategisches gut wäre aber mit zahlreichen Gefahren verbunden ist, für die wir wohl die Verantwortung nicht übernehmen wollen und können. Wenn man die Aktion ankündigt und sich Genehmigungen verschafft, dann erhält diese Prozedur der Anfrage mindestens soviel Gewicht wie der Akt selber, der ja dann erstmal nur als zukünftige Möglichkeit besteht. In diesem Fall muß die Anfrage selber schon die terroristische Gewalt zum Ausdruck bringen, die in der Tat liegt. Dein Text vermittelt diese Gewalt nicht. Er fragt, tastet, argumentiert, wo er zuschlagen Müßte. Am Ende schreibst Du, daß die Tat eine Provokation sei, deren sich noch erweisen müsse. #11 Das finde ich viel zu schwach. Das klingt, als wüstest Du nicht, was Du tust. Eine solche Tat darf nicht fragen, sie muß unumstößlich behaupten. Eine andere Frage, die Du Dir wirst stellen lassen müssen, ist warum Du die Aktion hier in Berlin machen willst, warum es einer dieser Bäume sein soll, zu denen die Leute in begründetes Verhältnis haben als Du. Wäre ein solches Opfer nicht wesentlich eindrucksvoller und verständlicher, wenn Du einen Straßenbaum in Den Bosch omlegen wurdest. Ansonsten fragt man sich, wer das Opfer bringt in Deinem Ritual, und wer seine Macht manifestiert, über sozialen und natürlichen Zusammenhängen zu stehen.

Ich glaube, daß eine Realisierung des Projekts in Deutschland es nötig machen wurde, die historisch-politische Dimension klarer darzulegen und zu erklären, was es in sozialpsychologichem Sinne bedeutet, in Deutschland einen Baum 'töten'. Die Idee ist ja deshalb so eindrucksvoll, weil es sich tatsachlich um einen Anschlag auf eines der fundamente der nationalen Mythologie handelt, die heute ökologisch gebrochen ist. Was ist das für eine Form von Kastration, gegen die sich hier Widerstand regt?
Für mich selber wäre es wichtig, den Aspekt des Rituals zu stärken und die anthropologische Dimension dessen zu beschreiben, was in diesem Opfer abläuft. Warum konnte eine Gesellschaft sich dieses Ritual wählen, wo liegt so etwas wie der anthropologische Zwang, der es unumgänglich macht? Insgesamt glaube ich, das der Zwang und die Gewalt, die in der Tat stecken, deutlich begründet werden müssen - wie gesagt, für eine reine Provokation scheint nur das umhacken viel zu endgültig. Ich halte solche Erklärungen nicht per se für notwendig. Da das Projekt aber in Ausschußsitzungen und vor allen möglichen Gremien und Gruppen verteidigt werden muß, ist es wichtig, daß die argumentative Basis stark und tragfähig ist.

Herzliche Grüße

Andreas

---

Brief van Jan van den Langenberg en Jan van Heemst aan Andreas Broeckman
Beste Andreas,

Ik samen met Jan van Heemst, cultuurwetenschapper, heb het stuk wat ik onder de titel Dendrologie geschreven heb, samengevat. Samen met hem, heb ik ook jou reactie op ons eerste schrijven, gereflecteerd. Jan van Heemst zou heel graag samen met mij ingaan op jou visie, waren het niet dat hij momenteel midden in de afronding van zijn dissertatie zit. Dit heeft voor hem momenteel alle voorrang.
Zoals je zult vermoeden is hij een geheel andere mening toegedaan hoe de dingen te benaderen of hoe ze te benoemen. Jij bent voor hem de man van de andere kant. Wat hém weer uitdaagt en hoopt je dan ook later in het traject te ontmoeten als het project zijn doorgaan vindt. Om nu op alle punten van jou schrijven in te gaan, zou hem, ons, dagen kosten die hij momenteel niet tot zijn beschikking heeft.
Ons voorstel nu aan jou is na mijn reactie gelezen te hebben dat jij een stuk een understatement schrijft voor Duitsland, over de plataan op de Prenzlauwer staande voor de galerie O-Zwei. Jij peilt daar, zet je sensoren uit en komt vanuit die situatie tot een betoog.
Politiseer dit scherp vanuit jou standpunt, de zin over het al dan niet vellen van deze totaal niet wetende, onschuldige boom. Jou subjectieve heftige, op anarchistische grondkenmerken gebaseerde gedachtegoed kan zo perfect een polariserend effect hebben op het stuk van Jan van Heemst en mij. Niet naar elkaar toe maar van elkaar weg. Zodat tussenruimte kan ontstaan waar de koppelingen zichtbaar en opnieuw energiek werkbaar zullen zijn. Van plateau, naar wortelstok, het leren laveren om zelf niet gespietst te worden door elkaar egocentrische beargumentering. Laat het een reis zijn, om ons later, elders weer te kunnen ontmoeten. Kritische bespiegelingen, getuigenissen op afstand en van opnieuw ontmoeten markeren hier zo een werkelijkheid, een wijze van leven.
Hier nog wat gedachtegoed van mij, hoe ik in deze vijver ben beland.
Het kappen van deze boom gaat voor mij over de pure schoonheid, de verbondenheid, het nog kunnen verbinden, hoe hier dit fysieke geweld deze perfecte vorm van controleerbare dans beoefend wordt. Het suizend door de lucht zwaaien met de bijl, het op de centiemeter precieze neerkomen, zich vastzettend in de stam, de klap, het geluid. Met ingehouden adem ken ik het, kan ik het hervoelen.
Hier geen gesnerp van cirkelzagen of ander wapentuig. Dit gaat over zweet, weer leren houden van de penetrante geur van het lichaam, het verzet van hout en het doorzettingsvermogen dit verzet te breken. Intuïtieve berekening de boom precies daar te laten vallen waar hij moet vallen en nergens anders, om met ingehouden adem te ervaren de schoonheid van dit vallen. Het gaat over geluid, kraken, piepen en scheuren, levend materiaal wat stervende is. Dit gedaan hebbende welt bij de hakker een diepgeworteld gevoel van blijdschap op. Dit in zijn kunst. Dit zijn professionals ze zijn getraind en hebben kennis van zaken. Zij kunnen bomen lezen.
Ik heb een verdrag gesloten, uitgesproken tegen die boom. Toeval of niet maar hij is de mooiste, staat op de juiste plek en getuigt alles over mijn idee. Binnen dit project zal de boom voortbestaan, misschien wel meer tot leven komen als daar voor de deur van de galerie. Als de plataan gevallen is, in de binnenruimte van de galerie gesleept, zal deze ruimte nooit meer dezelfde zijn. Deze plek, eerst van het geld, zal voor altijd gestigmatiseerd zijn, het is een rituele plek geworden waar nu natuur en cultuur op elkaar in werken.
Mijmering en hard discour kunnen hand in hand. Vertalers en sympathisanten van het idee worden automatisch de aanjagers van het verslagleggen. Zij zullen op monitors bevestigt aan de takken van de plataan binnen in deze galerie, deze gevelde boom nieuw leven inblazen. Dit leven Andreas kun je niet stelen doormiddel van een kamikazeactie, hier moet je leren ervaren met goddelijke wind. Dit gaat over oude contracten, over intuïtief weten.
Onze sociale contracten zijn exclusief, te expletief op economie en politiek en individueel eigenbelang gebaseerd wat alleen maar van macht en overheersing van één soort getuigt, de mens. Door deze onevenredige contracten hebben wij de band die ons met de wereld verbindt losgelaten; de parasiet neemt alles, maar geeft niets; de gastvrouw geeft alles, maar neemt niets. Het recht om te heersen en om te bezitten is louter parasitisme; het recht van symbiose daarentegen, wordt gekenmerkt door wederkerigheid; wat de natuur aan de mens geeft, dient de mens met gelijke munt terug te betalen. Want als we willen overleven moeten wij de natuur als rechtspersoon ervaren. Wij moeten onze machtswellust, onze bezitsdrang en onze neiging tot nestbevuiling onderdrukken. Zonder een nieuwe ‘politieke mens’ blijft dit alles echter dode letter.
Maar alles is veranderd, het woord politiek dekt de lading niet meer, nu het nog uitsluitend betrekking heeft op de grote stad, op (de) openbare ruimte, op het bestuurlijke organiseren van groepen. De stedeling vroegere burger, weet niets (denkt alles) van de wereld. De bestuurder zal dus de menswetenschappen, de straten en muren van de stad moeten verlaten om natuurkundige te worden. Hij dient het sociale contract te boven te komen en een nieuw contract met de natuur te vinden. Hij zal het woord ‘natuur’ zijn oorspronkelijke betekenis moeten terug geven, dat wil zeggen; de natuur van de omstandigheden waarin wij geboren worden of mogen herboren zullen moeten worden.
Hoe weinig filosofieën hebben oog voor de mensenmassa als levend in de totale wereld!
Onder het contract met de natuur versta ik voortaan allereerst dat iedere collectiviteit tot de strikt metafysische erkenning komt dat zij leeft en werkt in de zelfde alomvattende wereld waarin alle andere collectiviteiten werken. En dat geldt niet alleen voor iedere politieke, door het sociaal contract bijeen gehouden collectiviteit, maar ook voor ieder ander collectief, van militaire, commerciële, religieuze of industriële aard... bijeengehouden door een rechtsovereenkomst, met inbegrip van het deskundige, door een wetenschappelijk contract verbonden, collectief. Ik noem dit contract met de natuur ‘metafysisch’ omdat het de gewone begrenzingen van de verscheiden plaatselijke eigenaardigheden, met name de puur natuurlijke, te boven gaat.
Of het nu toeval is of wijsheid, het Franse woord ‘temps’ drukt zowel ‘tijd’ uit als ‘weer’ zowel ‘wat voorbij gaat’ ‘wat stroomt’ – time, zeit – als gesteldheid van lucht – weather,
wetter, wat voortvloeit uit het klimaat en wat onze voorvaderen ‘de metaforen’ noemden.
Onze industrieën staan op gespannen voet met deze metaforen, vechten wellicht daarboven in die staalblauwe, ijskoude hemel reeds een oorlog uit met ons als half onwetende toeschouwers. Deze onkunde, onze now-how kan wel eens rampzalige gevolgen hebben voor die algehele natuur. Voor onze voorouders was die natuur niet onderhevig aan het menselijke doen en laten. NU hangt haar lot niet alleen van ons af, maar hangt ons leven bovendien van haar af; van dat atmosferische systeem, bewegend en onbestendig, maar toch niet van een zekere stabiliteit verstoken. Deterministisch en stochastisch, als een quasi periodiek systeem, waarvan ritmen en reactietijden oneindig variëren.
We zouden ons ook kunnen af vragen welke gevaren ons boven het hoofd hangen. Hoe ver kunnen we nog gaan, waar de risico’s te groot.
Is hier het bevragen het toe-eigenen van één boom gerechtvaardigd, kunnen we met ons contract, ons rechtssysteem hier uit de voeten. Durven we hier wel onszelf te vertrouwen, deze situatie zelf te relativeren. Hoe kunnen wij deze boom dan tegemoet treden als wij alle overzicht verkwanselt hebben. Het begrip omvattende natuur is ons vreemd geworden een nieuwe dreiging die onze inzichten en parate kennis ver te boven gaat. Alleen het dichtbij telt, daar waar we de natuur puur als product kunnen consumeren. Waar natuur tot een dienend aanraakbaar excuus is verworden, stijf van het sentiment. We durven niet over of simpel langs deze boom heen te kijken, en ons zo te laten ervaren wat hij ons meer kan brengen, te horen en zien naar antwoorden die komen uit de verte de stratosfeer die inmiddels roet en teer en op zijn wind, de doffe klappen van afgezaagde bomen met zich meedraagt. Of hoe onze oceaan, vanuit zijn diepste innerlijk longachtige plastic weefsels, ons afval oprispt.
Ik denk door deze daad, het kappen van de plataan op rituele wijze een opening te kunnen maken in ons denken, het planetarium ons denksysteem te prikkelen en zo onze positie ten aanzien van de wereld beter te duiden. Misschien droom ik, ben ik naïef en zijn we alleen maar hebzuchtige dieren blind ten aanzien van onszelf geworden, ik hoop het niet.
Met dit kunstwerk hoop ik de blinde politici, blinden sjamanen en alle die met dit project in aanraking komen te raken. Waar de kunst inderdaad de schillen van de ogen kan krabben, ze open moet breken, visionair. Hopelijk zo de juiste beslissingen te kunnen nemen in de gegeven omstandigheden.

Andreas; wil jij aan dit avontuur meewerken? Je had al ja gezegd, maar ik besef dat dit veel tijd, risico en moed vergt met een oprecht geloof in het uiteindelijke slagen. De vraag is zo helder genoeg gesteld, lijkt mij. De inhoud waar het ons naar toe zou kunnen lijden spannend en leerzaam.
Ik ben geen filosoof, maar wel uitermate nieuwsgierig. Drijf deels op mijn intuïtie, mijn gevoel is de motor. Opwellende creativiteit de sleutel. Hopelijk samen met jou deze reis vanaf de Prenzlauwer te kunnen starten. Met een open vizier op zoek naar die noodzakelijke ruimte, opnieuw ons licht laten lichten op plekken waar het inmiddels grauw en afgestompt is. De wereld van de kunst kabbelt rustig verder, slaat ergens een gat in het niets. Ik wil wat stellen, intens beleven en voort laten gaan samen met wat mensen, dat het overslaat, die boom niet voor niets om gaat.

Nog bedankt voor je stuk, je reactie. Het maakt me scherp.
Andreas ik heb wat stukken tekst van Michael Serres verwerkt in mijn betoog.

Hartelijks
Jan van den Langenberg


PS. De boom staat voor het leven en de tijd, wordt vaak als drager van een geschiedenis gezien. Mijn idee raakt deze metafoor, treft deze boom met al zijn geschiedenis recht in het hart. Een publiek bezit, een beschermde boom die zijn eigen natuurlijkheid niet meer kent, staat daar kaal en eenzaam, zonder wat voor biotoop dan ook. Geheel afhankelijk geworden van ons gedachtegoed. Bemesten, water geven, snoeien, inspectie op schimmels en zwammen, beheersbaar houden. Mooi staan ze daar in het straatbeeld, stervend in al hun schoonheid. Zo wordt hij althans door velen van ons gezien en ervaren als de schoonheid, opluistering en zuurstofverschaffers van een straatbeeld. Maar gelijktijdig is die boom totaal afhankelijk van ons en zal dan ook zo groeien zoals wij dat willen. Hij zal pogen zich te verzetten, maar wij zullen hem corrigeren, hem richting geven. Het snoeien kan beginnen, knechten maar, om hem zo geheel gedomesticeerd mooi te laten zijn. Het kunstje is volbracht.
Maar kunnen wij zelf als biologisch product, binnen onze natuurlijke staat de natuur in zijn volledige pracht nog wel waarnemen? Kunnen wij diezelfde ongerepte natuur, zoals hij was en is, dit ‘wezen’, niet te sturen nog wel verdragen? We hopen te geloven dat we de natuur al totaal aan ons onderworpen hebben, en dat het alleen nog een kwestie is van vormen en plegen. Maar hoe komt het dan dat we daadwerkelijke natuur niet durven toelaten? Het zou van lef getuigen om ons weer te verplaatsen in dat oerwoud, maar daar is het gros mentaal en fysiek niet meer toe in staat. Natuur is complex veel, is gelaagd en spreekt vele talen. Hoe meer we enkel uitgaan van onszelf, ons ego, hoe minder we iets in relatie tot het ons omringende, van onszelf en van de soorten zullen begrijpen. De afstand tot het ongerepte is te groot geworden, we hebben haar taal verleerd. Maar het is de meest essentiële materie, de materie die ons voortbracht. Laten we tezamen met elkaar onze stem verheffen tot een oergeluid. Als trompetzang op de symbioot, op of in elkaar tot wederzijds voordeel.

Ik wil een zo’n (verminkt) fenomeen, cultuurproduct. Dit laatste restje boom wil ik filmen nadat het mijn volledige eigendom is geworden.
Deze boom, dit niet begrepen op sentiment berustend stukje leven, in deze natuurlijke context is ons heilig. Zowat doodgeknuffeld en ook nog net niet vervangen door plastic. We zijn er toe in staat, ze totaal te verheffen, artificieel te maken.

---

Brief van Jan van den Langenberg naar Andreas Broeckmann

Beste Andreas Broeckmann

Platanus x horizontales

Natuur(lijk) is het mogelijk allerlei complicaties op te roepen, maar ik ga dan ook niet van de illusie uit, om met het kappen van een boom op wat voor prachtige rituele wijze gedroomd, de wereld te kunnen veranderen. Iets doden, ogenschijnlijk zinloos, kost en moet misschien wel met blinde overtuiging. Woede en noodzakelijke gedrevenheid staan hier centraal om door een daad, een experiment, dingen wat duidelijker op de kaart te krijgen. De vraag naar de zin hiervan zal altijd blijven bestaan en tot in de nadagen van deze daad bediscussieerd worden. Deze daadstelling kan dan ook niet op enkel rationele overwegingen worden afgedwongen. Het op deze manier bevragen, het vragen van een gemeenschapsboom, een boom waar mensen de tijd voor hebben gehad een relatie mee op te bouwen, is niet zo romantisch als jij doet veronderstellen. Voor mij is dit eerder het besef eerlijk te delen dat dingen ook kosten. Het is een beroep doen op emotionele onthechting. Veel gemakkelijker zou het zijn geweest er een te bestellen, ergens te kopen en hem dan keurig, met een ethisch betoog, in de galerie tentoon te stellen. Hier zou niemand enige moeite mee hebben gehad. Dat zou een esthetisch gebaar, een kunstwerk zijn geworden wat voor mij echter een weglopen voor mijn verantwoordelijkheid zou hebben betekend. Het was mijn fixatie, deze boom stond op de Prenzlauwer Berg, in de Oderberger Straße, voor de galerie. Liefde op het eerste gezicht. Iets tussen mij en die boom. Hier startte mijn visionaire missie, een surplus met fysieke verbondenheid. Ik stond in de galerie en zag hem komen, langzaam over me heen vallen. Het begin van een tentoonstelling. Op deze plek, binnen dit tijdsgewricht, zou een markering plaats vinden in de kunstgeschiedenis. Iets tussen mensen, kunst en publiek bezit. Een wereldomvattend gebaar, wat inhakt. Iets wat overstijgt van dat wat mensen zich in hun gevoel hebben toegeëigend, hun ding hebben gemaakt, van zijn gaan houden. Conditionering of niet, ze willen hun eigendom dan ook vanuit het diepst van hun emoties beschermen, verdedigen, bevechten.
De contradictie is dat regenwouden, oerbossen in ijltempo van onze aardbodem worden weggevaagd. Onze materiele behoefte, zo ook aan hardhout is grenzeloos. Vandaar dit punt gemaakt. Dit in de openbaarheid te be-vragen, deze ene boom te mogen vellen, zonder schaamte, met volle verstand de samenleving willen raken, opent opnieuw de discussie, laat zien hoe hypocriet wij met onze natuur, cultuur omgaan. Kunst kost. Bevraagt hetgeen het krijgt. Groeit van binnenuit, in en door het proces naar zijn uiteindelijke vorm, het beeld. Ik zie dit werk, deze actie dan ook als eenmalig, een uniek, autonoom kunstwerk wat nergens anders waar dan ook herhaald kan worden. Zoals Malewitz als statement zijn zwarte vierkant plaatste, het einde en gelijktijdige begin van een nieuw tijdperk binnen de schilderkunst, vindt ik dat de boom moet vallen. Een eindeloos vallen in onze herinnering, in het midden van Berlijn, in het hart van de wereld. Iets naakt opeisen in de openbaarheid, dichtbij, zichtbaar. Dat is wat anders dan ergens achteraf ver van je geboortegrond wat kopen, laten kappen. Geld maakt anoniem.

Jan van den Langenberg.

---

Brief van Miro Zahra aan Jan van den Langenberg

Lieber Jan.

Ich denke wenn ich freie Minute habe über die Sache mit der Platane nach.
Ich versuche einige grundsätzliche Gedanken zu formulieren.
Vielleicht können sie dir nützlich sein.
Mir scheint es, daß es in dieser Sache um viel mehr geht als um etwas auf dem
Jahrmarkt der Ideen zu bringen. Es wäre vielleicht auch vom Interesse zu fragen, wer Ist er “der Künstler" welche ist denn nun seine Position in der Gesellschaft? Hat sich nicht
tatsächlich etwas geändert, haben wir uns verändert, hat sich nicht auch einiges um uns verändert. Ich denke es sind einige Prozesse im Gange, die ich Verschiebung in der Zeit und Raum bezeichnen möchte Ich erkenne einige Konturen die vielleicht "neu" sind, innerhalb dieses Raumes ist der Künstler ein Mittler, ein Durchgang...
Aber das nur so, als eine Randnotiz.

Frage.
Welche Tarnung ist nötig, welches Mimikry legt man sich zu?

Wenn man sich zu einem klaren Gedanken kommen soll, ist Abstand nötig von einem selbst, die Emotionen ausschalten, dem Mitgefühl jeglicher Abhängigkeit von Konvention aus dem Weg zu gehen. Dieses kann man nur erreichen durch die Fähigkeit zum transzendentalen Denken.

Frage.
Aber wie und, und warum soll es für uns von Interesse sein?

Wir sind auf der Suche nach eine Bestimmungsbegriff, die der Zeit, oder der Verschiebung in der Zeit entsprechen könnte. Wir haben sie nötig, die Begriffe, um uns untereinander verständigen zu können.
So geht es in dem "Fall Platane" nicht vordergründig um die Tatsache, daß ein Baum gefällt werden soll, es werden stündlich Millionen von Bäumen gefällt, die schön und mächtig waren, keiner stört sich daran, denn es gab immer eine "sinnvolle" Erklärung warum es geschied und weiter geschehen muß und nicht verhindert werden kann.
In dem "Fall Platane" geht es darum, daß DIESER Platane, ausgerechnet an DIESEM Ort, in der Oderberger Straße in Berlin, gefällt werden soll, und es gibt dafür KEINE “vernünftige“ Erklärung außer dieser, daß es dazu kommen muß und daß unheimliche Kraftaufwand mobilisiert wird, um es geschehen zu lassen.

Dein Gedanke, dem du auf diesem "Fall Platane" materialisieren wirst, wäre von vorne rein zerstört, wenn man sich damit versucht zu bedienen, daß man nach nachvollziehbaren Argumenten sucht, die für die Tat sprechen, die sie so begründen, z.B., daß der Baum sowieso krank sei, oder, daß er sowieso das Licht wegnimmt.

Er soll fallen, weil er SCHÖN ist,
er soll fallen weil die Stadtbewohner an ihm FREUDE haben,
er soll fallen, weil er so GESUND ist,
er soll fallen, weil es gegen das GEFÜHL ist,
Dann wird bald jemand einen Satz aussprechen, den Schlüsselsatz, und es wird einer von den "Gegnern" sein, und er wird sagen;
Das sei gegen die NATUR.
Und das ist deine Chance.
Das ist der Punkt, das ist die Ausgangsstelle für das Gefecht,
in dem du deine "Sekundanten" ansetzen solltest.

Es soll Geschehen.

Der Baum fällt zum Boden,
Alles steht still.
Am Rand der Oderberger Straße steht eine kleine Frau, halb versteckt in einem Hauseingang, und weint. Sie weint um die lichtgrüne Seele der Platane und weil sie durch das grüne Licht mehr und klarer sieht als je zu vor. Sie vergießt ihre Träne weil es GRAUSAM ist und weil es SCHMERZT.
Ein Strom von Tränen überflutet die Oderberger Straße, der Wasserspiegel auf der Welt wird kräftig steigen, die vergossenen Tränen aus den Augen von Miro Zahra in der Oderberger straße in Berlin sind die Ursache für das kräftige Ansteigen von dem Weltmeeresspiegel, werden die Zeitungen schreiben, und es wird nicht mehr aufzuhalten sein, was geschehen.
Die Platane fällt, umgeben von ihrer lichtgrünen Seele, zum Boden.
Und es ist der SCHMERZ durch den man gehen muß, um klarer und deutlicher zu erkennen.

Darum geht’s

Ich kenne nicht was Jan H. geschrieben hat, aber dies sind meine Gedanken, die mir durch den Kopf gehen, wenn ich an die Platane in der Oderberger Straße in Berlin denke.

Mit lieben Grüßen
Miro

----

Tekst van Jan van den Langenberg geschreven naar aanleiding van de briefwisseling

Indianen

In Noord-Amerika hebben Indianen hun grond verkocht voor de opslag van nucleair afval. Van het geld kunnen ze scholen en ziekenhuizen in hun reservaten bouwen. De laatste plekken op aarde waar grond werd eerbiedigt, zijn nu verkwanseld. De laatste pure, echte plekken zullen nu ook worden vernietigd.
Heftige signalen van verlies, van onthechting. Een einde? Hoe hard moet de Aarde beven, de harde delen wegsmelten, een verschroeiende hitte voor zich uit stuwen. Boodschappen van dat het anders zal zijn / worden. Het kan in ons kortzichtig denken nog even op zich laten wachten.
We kunnen immers ons afval gescheiden ophalen en loodvrije benzine tanken, groene stroom of biogas afnemen. Uitstel van executie?
Wanneer zelfs Indianen in hun reservaten de eenheid met de natuur opgeven, wat kunnen wij, ons gedragend als verziekte, gedegenereerde West-Europeanen dan nog redden? Een vorm van leven, waarvan de gevolgen van het gedrag zich als een inktvlek verspreid en zo invreet in andere continenten.
Alle indirecte gevolgen die al zo vaak zijn voorspeld, beschouw ik als reëel; door de vergiftiging en vernietiging van de aarde, het water en de lucht, zal het gehele natuurlijke evenwicht zodanig uit balans raken dat we steeds vaker te maken zullen krijgen met overstromingen, droogte, wervelstormen en dergelijke. Als we de aarde willens en wetens plunderen, tergen, onszelf telkens op de voorgrond plaatsen, zullen we het weten ook. We zullen getuigen zijn van ongekende fenomenen. Waanzinnige veranderingen zullen plaats vinden die de mens, flora en fauna zullen treffen.
De aarde, de planeet zelf zal het onverschillig zijn. Zij kan en wil misschien wel alles zijn, of helemaal niets! Maar het zijn wij, vreemdsoortige wezens, die hier moeite mee hebben.
Hebben hier de laatste keelklanken van een bezongen aarde geklonken, verhalen van liefde zichzelf om zeep geholpen. Bizonhuiden verschroeien in de zinderende hitte van verdorde vlaktes, waar wellicht vreemde exoten en mutanten van dat wat was hun nieuwe andere bestaan vinden met of zonder ons.
We gaan ten onder aan natuurrampen die allang geen natuurrampen meer zijn. Het is georganiseerd egoïsme, of niet weten hiervan los te komen. Wie kan deze multimediale- geglobaliseerde-economie, gebaseerd op pure hebzucht, nog stoppen? Is het nog wel te stoppen! Of heeft de Aarde inmiddels een eigen wil gekregen, en is zij tot een hemellichaam geworden, met een niet te stuiten dynamiek. Een op hol geslagen paard waarvan voor ons de teugels zoek zijn. Ik ben echt geschokt maar ook verwonderd dat het gebeurt, en dat wij totaal afhankelijk van deze wereld niet massaal protesteren. De regenwouden gaan in ijltempo plat. Worden van de aardkorst weggezaagd om deze te vervangen door sojaplantages, met als doel, produceren van soja voor het voeden van varkens en koeien, onze westerse vleesindustrie. Lillend vlees schreeuwt om vlees, om gevoed te worden hier en daar.
Maar één boom op de Prenzlauerberg, in de Oderbergerstrasse, die recht voor de galerie
O-Zwei staat, met een bijl op traditionele wijze met respect te willen omkappen en in de galerie te willen eren om zo een oud ritueel weer onder de mensen te brengen, staat hier gelijk aan moord, moord met voorbedachte rade! Vreemd, en toch ook weer niet.. Een speldenprik van dichtbij doet vele malen meer pijn dan een bruut wegvagen van oerbossen op afstand. Maar juist dit wegvagen, deze niet begrepen vernietiging, moet gestopt. Al het andere hier is gebaseerd op kromme gedachten en vervreemde emoties.
Een adelaarsveer komt uit de hemel gevallen. Valt midden in het Berlijnse, op de Prenzlauer, voor de plataan, mag het? Hoog vliegt hij daar, aan het mensenoog onttrokken. Hij die zijn land verkwanselt heeft, zijn magie en daarmee zijn adelaarsveren verloren. Was dit zijn laatste teken. Arme Indiaan, een lege huls geworden? Kappen.

---

Drie dagen later; een brief van Wolfgang Krause, galeriehouder van O-Zwei.

De plataan voor de galerie was omgezaagd.

Zeer vroeg in de morgen, bliksemsnel met kettingzagen. De buurt verontwaardigd en geschokt. Zonder vooraf geïnformeerd te zijn lag hij daar al half opgeruimd, in moten op de wagen. Reden, een virus wat tot uitgroei van zwammen zou kunnen leiden. Fuck.
De geur van verraad en Stasi. Een gevoel van paranoia overviel me voor een moment. Geen tumult, geen ethische bespiegelingen. Slaap kindje slaap, je word wakker en alles is anders, gewoon omdat het ‘goed’ voor je is, schaap.
Conclusie, laat het los laat het gaan. Zo wordt er niemand beschuldigd van moord, het enige wat rest is het concept, een verhaal, een met enkele dromers gedroomde droom.


---

Terug naar teksten