Volume; emotie

Jan van den Langenberg
2005

Tekst geschreven naar aanleiding van het project: Volume (klik op de projectnaam om het project te bekijken)

---

Stadion; een samenklontering, het geluid opgestuwd en eruit gestoten. De atmosfeer van een ongeduldig oplaaiende sensatie. De bedwelmingsroes van de stadions, de brullende menigte.
De arena, waarin de stem van het vlees zich vastzet en zich verheft tot een oergeluid, primitief, actueel.Van in het natuurlijke groen tot in het urbane rood, elke biotoop heeft zijn eigen lokroep, zijn eigen oerkreet.
Je tot één stem willen verheffen, één groot lichaam, met één en dezelfde schreeuw. Is dit wat we willen? Het aanzwellen en wegebben, even met elkaar groot en geweldig zijn, om vervolgens onze eigen weg te gaan en weer terug te vallen in die kleine, doch zwaar bevochten individualiteit. Daar spiegelt hij, de arenabezoeker, zich aan zijn materialistische potsierlijke uitstalkast. Heer en meester, maar zolang de voorraad strekt, oh zo afhankelijk. De wave die ons allen insluit.

‘Omdat wij horend-ziende dieren zijn, preciezer gezegd dieren die veroordeeld zijn tot méér-zien en méér-horen, zijn we al vanaf een betrekkelijk vroeg stadium van de menswording dieren van de toekomst, of met Ernst Bloch te spreken, wezens waarvan de eigenlijke plaats in het zijn het “nog-niet” is’.(1993, Mediatijd, Peter Sloterdijk)
Dus het leven voltrekt zich in al haar schoonheid, genadeloos een spoor van vernietiging achterlatend. Waar groeien we onverbiddelijk naar toe? Al onze romantische gevoelens ontegenzeggelijk ten spijt, we kunnen onze wereld zoals hij nu is niet los laten.
Wel er kritisch naar kijken, laten bezinken en in één veeg, één gebaar, vanuit de kern naar buiten treden. Er is geen plan, geen concept, alleen een absolute betrokkenheid; alleen het leven zelf. Vanuit deze intensiteit ontsnappen flitsen, het is alsof je van binnen brandt. Het is dit emotionele moment willen vasthouden, willen visualiseren met de intentie het terug te koppelen, terug te geven aan de mens. Puur, direct en subjectief, poëtisch, soms fout, dan weer raak, maar met een open geest. Hier schuilt het risico van maken of stuk maken. Twijfel sluipt altijd met ons mee. Is dit echt? Is dit waar? Is dit wat we kunnen of zijn? We moeten het ermee doen, omdat er simpelweg momenteel niet meer is.
Maar altijd vol verantwoording houden wij ons zelf en elkaar tegen het licht, geschokt soms over wat we hebben gedaan. Ons werk is geen esthetische daad, maar ook niet enkel het geleefde leven. Het is zeker niet kunstmatig, noch begrepen, het sluit niets uit.

Zie hier onze oerkreet in een oscillogram uitgesmeerd over arena en stadion. Het is geen antwoord op, maar vertegenwoordigd slechts een handreiking naar. Het is het harde resultaat van het ongeremde najagen van ‘n fascinatie, een obsessief reageren op; het (on)bekende verbeeldt hier zichzelf vanuit onze verwevenheid met.
In dit spektakel waar woorden verstommen, het geweld verwordt tot een universele schreeuw, die diep vanuit onze zielen aanzwelt tot volume, wordt taal beeld, een beeld dat ons allen vat.

En als we dan al onderweg zijn, vanuit onze opnieuw chemisch samengestelde oerschreeuw naar wat nieuws, naar iets wat totaal anders aanhoort, dan betekend dat, dat de cultuur uit ons ontstaan, doordat het onze cellen aanstuurt, het leven altijd anders laat zijn. We moeten wel naar elders, omdat onze DNA structuren al elders zijn en ons een ander, een biologisch totaal nieuw voor-achterland laten zien.
Het is steeds wennen aan waartoe we zijn verworden. Biologisch moeten we leven met de vorm, waartegen we ons massaal verzetten. Ook hier wil men maakbaar zijn.
Ons werk reist, is snel en emotioneel. Het onderkent zijn snelheid en is soms zelfs niet onder controle. Het is een proces wat nooit tot stilstand komt, maar voortwoekert. Soms wordt tijdelijk het beest getemd, gefixeerd, tot beeld gemaakt, maar onderhuids blijft het weglekken; een kiemplaats voor nieuwe loten.
Spiegels reflecteren hier een wonderlijke wereld van klonen. Maar herkent een kloon van een kloon van een kloon nog wel zichzelf? Is hier de cultuur mechanisch vlees geworden? Onaanraakbaar door ons wat eens een mens was?

‘De mens is een autohypnotisch dier:
een wezen dat zich inbeeldt wat het is,
en is wat het zich inbeeldt’. (1993, Mediatijd, Peter Sloterdijk)

Jan van den Langenberg.


---

Terug naar teksten