Het museum Haanwijk is gelegen in een wonderlijk natuurgebied. Sloten en kleine poelen met drassige velden in een lommerrijke omgeving met daarop oude schuren bepalen deze nederzetting. Honderden padden zijn hier al voor de camera verschenen, dit is voor hun een ideale leefomgeving.
Museum Haanwijk pleegt osmose; mengt natuur en cultuur. Wast Musea wit. Niet binnen het hectische wereldje van de kunstwereld zelf, maar juist in haar luwte, de idyllische plek, die Haanwijk is.
Onder het bladergewelf van de beuken hangen witte staven zeeppoeder als een prachtig spoor. Onderaan de staven hangen padden rug aan rug met de Nederlandse musea. Krachtig de wil elkaar wederzijds te doordringen, om zo tot inzicht en ruimte te komen. Een rituele poging tot witwassing in een wereld die uit zijn voegen spat. Niet dat het de aarde wat uitmaakt, maar hij die vervlochten is met deze natuurlijke omgeving, dit museum, wel.
Inmiddels is het materiaal van de kunstenaar even duizelingwekkend complex geworden als de wereld om hem heen. Met zijn grondstoffen kan hij werelden oproepen of juist negeren. Hij kan kiezen voor primitieve technieken, industriële productie of een digitaal bestaan – of een combinatie van dat alles. En al zou hij de beschikking hebben over slechts één materiaal, dan zal een kunstenaar het alleen nog kunnen gebruiken als hij de toeschouwer weet te overtuigen van zijn interpretatie ervan.
Hij dient kortom, te weten waar hij staat.
En dan begint hij pas.
Van den Langenberg koos voor de stilte. Het alleen zijn met zijn beeldende reflecties, om ook zo zelf in het reine te komen, want ook hij wil vorm geven aan de onmetelijkheid van de wereld, en tegelijkertijd deze wereld in het klein nabootsen. Binnen deze meditatieve, verstilde situatie kon hij ingaan op de spontane vragen van verbaasde voorbijgangers en zo zijn eigen positie beter duiden.
Mels Dees, schrijver en curator