Twee stoelen opgesteld in de ruimte. In elke stoel twee bloemen gehangen die aan het ontbinden, verwelken zijn. Langzaam loopt het laatste vocht weg uit de stengels van deze wonderschone exotische planten. In het vocht op de grond van het atelier, verschijnen kleine zwarte wormpjes die de stervende en steeds droger wordende plant verlaten. Zij waren bezig de plant van binnenuit op te eten. Maar op de grond, in deze kleine plasjes gevallen, kunnen zij niet verder dan de begrenzing van het afgescheiden vocht. Buiten die begrenzing kruipen ze nog hooguit dertig centimeter om vervolgens totaal verdroogt te sterven. Soms werd er nog een laatste poging ondernomen terug te keren naar de vochtplek. Maar door het onderweg opgedane aanklevende stof zonder resultaat. Ik heb dit met gemengde gevoelens, doch totaal gebiologeerd en als vastgesnoerd zijnde aan het proces, aangezien.
Mij ging het in eerste instantie puur om de esthetische schoonheid van deze bloemen, die al reeds geknakt in de vaas, hun schoonheid pal overeind hielden. Bij het zien van de Rietveldstoelen, de kleur van het hout, de zitting met de daarop verdeelde drie planken hing ik de bloemen spontaan, zonder er verder over na te denken, tussen de smalle openingen van de zitting. Alles klopte naar mijn gevoel. Stoel en bloemen waren vanaf dat moment een. De reactie die hierop plaatsvond maakte voor mij een mystiek onverklaarbaar verhaal wat zelfs na het vastleggen van dit proces overeind bleef. Een intieme performance buiten mij om aan mij opgedragen. Er waren mensen maar niemand is gaan zitten. Ik kijk nu terug in het vastgelegde materiaal, reflecterend als schouwer naar mijn eigen in gang gezette verwondering. Een performen, tussen mij, de bloem en de zwarte larfjes op die plek.
je zou hem aan willen trekken deze bloem
er in willen dansen
de flamingo zingen