'Tot in de uiterste hoeken heb ik de padden nagejaagd, me telkens afvragend waarom.
Waar komt die drift vandaan, wat wil ik weten, wat begrijpen? De doortrokkenheid van een landschap, een vierkante meter. Niets is aan het toeval overgelaten, alles bestaat,
niets is te overzien. En daar is de fixatie, de onverbiddelijke schoonheid ze aan te treffen, plat tegen de grond gedrukt, bruin - zwart met gouden ogen die het universum in zich dragen. Ook ik wil ontsnappen. Door welke ogen mezelf zien? Lonkend het goud, weggedrukt in het slijk. Mijn gewicht in groene laarzen vastgezogen. De klik van de camera. Onze realiteit maakt me los, losser.'
Het bovenstaande is een fragment van een tekst van Jan van den Langenberg. Ik heb het stukje zo overgenomen omdat ik het mooi vind en meer to the point dan alles wat ik over Jan z'n werk zou kunnen schrijven.
Jan van den Langenberg is een kunstenaar die zijn leven al jaren centreert rond de padden en waterslakken aan de slootranden in de buurt van 's-Hertogenbosch - zijn 'museum' Haanwijk. Zijn - meestal ruimtelijke - werk is een neerslag van die intieme omgang, en meer dan dat.
Het heeft een dwingende stem, die echter zeer zacht is en van verre komt.
Mels Dees