Tien jaar cultuurbijlagen ‘De Volkskrant’

Jan van den Langenberg
2011

Tekst geschreven naar aanleiding van het project: Tien jaar cultuurbijlagen (klik op de projectnaam om het project te bekijken)
De tekst is gepubliceerd in het nieuw verschenen tijdschrift ‘KUNSTWORDTTERUGKUNST’.

---

Verslag van een werkperiode in Haghorst, 26 april 2010 – 1 december 2011

Ze zaten al bijna in dozen, de geselecteerde, keurig opgestapelde cultuurbijlagen van De Volkskrant. Ik was klaar om ze naar de gemeentelijke stort in Hilvarenbeek te brengen, of in de container te gooien bij ons schooltje in Haghorst. Hebben die er nog wat aan, al is het maar een paar eurocenten.
Traag gegroeide stapels bijlagen, van de donderdagen en vrijdagen, gelezen zonder precies te weten aan welke dag ik nu meer verslingerd was. Ik werd letterlijk te vaak verrast, liet dan de ervaring de ruimte en scheurde desnoods op dinsdag een hele bladzijde uit die zeker niet verloren mocht gaan. Altijd nog goed voor een citaat, of als inspirerend vonkje voor een judicium.

Ineens was het genoeg, zij waren mij beu en ik hen. Ik had het gevoel dat ze voldoende de tijd hadden gekregen zich te integreren in mijn fysieke netwerk. Ze lagen daar opgestapeld op vier zwartstalen archiefkasten, die aan mijn rechterzijde in het atelier staan. Op mijn rechterarm bespeurde ik de laatste tijd wel een subtiele aanraking, waardoor hij trager en weifelender werd in zijn bewegingen. Dan keek ik op, liep naar de stapels kranten toe en begon er vertederd in te bladeren. Ik stond daar en keerde zomaar twee, drie jaar terug in de tijd, om al lezend te ontdekken dat een artikel nog steeds de actualiteitstrompet tettert. In feite herinnerde ik me alles nog. Elk gelezen onderwerp perste zich spontaan uit mijn lichaam naar buiten en werd direct weer deel van de dialoog die ooit bij het dichtvouwen van de krant leek te zijn geëindigd. Dat voelde aangenaam maar hield me tegelijkertijd op. De stapels cultuurbijlagen, met hun verhalen die mij bestookten om opnieuw tot leven te komen, waren als kleine kerncentrales. Ze haalden me uit mijn concentratie, nestelden zich tussen mij en het werk dat nu mijn aandacht had.
Ik was er niet blij mee. De stapels die daar stonden als een gedateerd maar goed onderbouwd huis, vormden steeds meer een obstakel tussen mij en mijn activiteiten in mijn atelier. Stromen, muren van informatie, meningen, veronderstellingen, oververhitting, strijdperk, vurig water, ongeloof en acceptatie. Al die stellingen namen stelling, onderbouwden… maar wat en waarom? Versnellingsmechanismen missen adequaatheid. Mij leek het steeds vaker toe dat al deze verschillende, wereldwijd verzamelde meningen, als één gemeenschappelijke visie onder één gemeenschappelijke wereldhorizon bijeengebracht wilden worden. Informatiestromen zonder bestemming worden hier zelfgeadresseerden. Ze lussen zich in en raken verstrikt.
Gelijktijdig intrigeerde het me hoe pijnlijk het dilemma kan zijn tussen het accepteren en verwerpen van een gedachtegang. Hoe pijnlijk de spagaat kan voelen tussen de momenten waarop je er alles mee kunt, de gedachte je als vertrouwd voorkomt en de momenten waarop er niets mee kunt, de inspiratie wegvalt en je er totaal vervreemd van raakt.
Een tijd lang lagen de kranten daar maar te liggen, gaven soms een signaaltje, stroomstootje in mijn rechterarm, maar lagen me niet in de weg. Tien jaar meningen en kritieken over cultuur waren erin samengeperst en toch was het er statisch stil. Kon alles niet worden weggegooid? De samengebalde kwaliteit van dit medium, was voor mij zowel de vriend als de vijand. Steeds was er de twijfel, de niet aflatende strijd met mezelf om er wel of niet in te gaan. Ik wist dat alle artikelen onze wereld al vele malen als een spin hadden ingewebd, telkens weer in een ander coloriet. Geloof in eigen visie vanuit alle krochten van de beeldende actualiteit, ligt daaraan ten grondslag. Alles is onderzocht. Elk artikel is als een gladde steen die over het rimpelloze oppervlak van het water ketst, daar op enig moment alle grip verliest en zinkt tot op de zeebodem waar het zachte schuren van de continenten voelbaar is. Is dat dus het signaal, het voortdurende stroomstootje in mijn rechterarm?
Wat ik mis in de artikelen is het persoonlijke avontuur, het dolen, het fout kunnen lopen en op je vooronderstellingen terug moeten komen. Ik mis daarnaast het kompas dat alleen werkt tijdens de reis, in de beweging. Ik wil dat sluiproutes de gelegenheid krijgen hoofdwegen te worden, waarbij ik simpelweg niets hoef, en geen angst heb te falen. Achter elke bergkam telkens weer een ander dal vinden, steeds een nieuwe vlakte, een weidsheid die het zweet op het lichaam toewaait, het water droogt en de zoutkristallen laat glinsteren. Daar te staan in een ziltig geurende wolk, van en uit jezelf afkomstig. Het alledaagse weggewassen, de laffe streken van het leven afgeschud. Voelen hoe in de ons omringende eindeloosheid de creativiteit van de aarde onze ziel schoonspoelt.
Elke dag opnieuw kunnen we de avant-garde in onszelf voelen en oproepen, om de puurheid van het leven richting te geven, om dat wat voor ons uitsnelt de ruimte te laten en de kans te geven zijn eigen biotoop te vinden. Steeds hopen dat het een tijdelijk verblijf is, een voedselplek voor de opstap naar elders.
Wellicht ontstaat het besef dat zo’n tijdelijke station er niet alleen zijn voor jezelf, maar geeft het je inzicht in hoe je samen met anderen de hybride wereld die op ons afsnelt kunt delen. Kritisch in de vraag blijven, harde punten durven zetten, zou hier hét verschil kunnen maken. Risico’s durven nemen, utopieën durven bouwen, vertrouwen durven hebben in een toekomst is het gereedschap. Dat ‘durven’ breekt in en door, legt bloot en laat zien.

De kranten werden op mijn ateliervloer uitgelegd als een korst, een platvorm. Er werd door mij gezocht, gevonden, geleerd, geconsumeerd, gekoesterd, gedeeld en weer tenietgedaan. Actualiteit is lucide. Het verschijnt en verdwijnt als een fantoom, soms als een B2- Stealth bommenwerper, aanwezig en toch niet zichtbaar, soms als een slechtvalk die met een snelheid van 320 km per uur met zijn klauwen het zwerk bekrast.
Hoe dan ook, de wereld gaat verder en neemt met zich mee wat hij op zijn weg tegenkomt: de niet aflatende stroom aan informatie, uit alle windstreken van de wereld professioneel door medianetwerken vergaard, als een vloedgolf voor zich uit stuwend. De effecten van de betrokkenheid zijn hier kortstondig. Het wereldmanegment mechanisme bepaalt onze leefwereld die volgens de managers gebaat is bij economische vooruitgang. Noem het de kunst van het kunnen blijven bijvullen van adequate actualiteit.
Kunst heeft een hybride vorm aangenomen, is niet meer gebonden aan stijl of specifieke opvattingen. Zij is daardoor kwetsbaar, een speelbal geworden. Vooral de commercie is hier handig op in gesprongen, zelf weer aangestuurd en gemanipuleerd door wereldwijde medianetwerken. Zij doen ons geloven, sturen ons en bepalen mede de smaak van de dag. Wij proppen ons vol, beelden ons dingen in en projecteren die terug in een onverzadigbare maatschappij. Moeilijk voor ‘De Kunst’ om binnen deze vorm nog kritisch of revolutionair te zijn. Dat is de consequentie van een wereld die op elk moment van zijn bestaan, waar dan ook, zijn invloed wil en kan laten gelden, telkens opnieuw door ons aangezwengeld en gecontroleerd. Wat daarin voor mij positief is, is dat het me sterkt in mijn ervaring met het colloriet, de caleidoscoop, het totale leven. Heerlijk om nog steeds uit zo’n veelheid te kunnen kiezen, subjectief te mogen geloven en het plezier te beleven een avontuur aan te gaan met het beeldend vermogen dat mij gegeven is. Wat rest is het spoor dat je achterlaat. Een spoor waarin een veelheid aan verandering en daadkracht zichtbaar wordt en waarbij soms een subliem punt werd gemaakt.
Wat wil overleven houdt zich schuil, trekt zich terug in de krochten van de tijd, en wacht op dat ene moment om als nieuw, ontdekt te kunnen worden. Tot die tijd worden de ‘Witte Plekken op de kaart’, dat wat nog niet is benoemd, angstvallig geheim gehouden.

De sleutel tot overleven is creativiteit, met kunst als de meest expliciete vorm op vele wijzen ingezet. Echter, zonder doorzettingsvermogen en passie kan geen kwalitatief ‘beeld’ worden gemaakt. Zonder creativiteit kan geen ‘voedselbank’ worden gevonden. Wanneer zo’n ontwikkeling zich doorzet, accepteert men in feite het in gang zetten van het uitsterven van een soort en daarmee de overgang naar een totaal andere wereld.

Ik heb ze geleefd en heb ze doorleefd, die cultuurbijlagen. Ze brachten me alles en niets en toch heb ik, tijdens die reis binnen en buiten mezelf, geleerd om te bouwen en te maken, te zoeken naar verhaal en vorm.
Om te weten moet men zonder vooropgesteld plan het onbekende aangaan en er zich onbevooroordeeld mee verbinden. De taal zwijgt, komt tot stilstand, men snuft en murmelt, kauwt het spuug. Kennis valt niet af te dwingen, het wordt je gegeven. Alleen wat niets zegt, zegt allen iets.

Tekst: Jan van den Langenberg
Geredigeerd door: Florette Dijkstra


---

Terug naar teksten